Vergelijkende Boekentaak: Kaas en Haantjes
Kaas en vlaggetjes hebben niet veel met elkaar te maken, niets voor zover ik weet. Toch komen ze heel dicht in elkaars buurt bij de litteratuur. Willem Elschot probeerde in de jaren ‘30 de wereld al te strikken met een boek over een economisch fiasco en in 2011 probeerde Kluun hetzelfde. Beiden gaan ze over een mislukt handeltje, maar doordat ze geschreven zijn met 80 jaar tussen kan dit niet, toch?
Motivatie
Om een keuze te maken voor een boekentaak met 2 boeken, was het in stapjes gegaan. Eerst heb ik een eerste boek gekozen. Mijn papa had de ‘Komst van Joachim Stiller’ samen met ‘Kaas’ aangeprijsd, omdat beide boeken zich in Antwerpen afspelen. Het duo bleek toch niet zo perfect als vooraf gedacht en om die reden is ‘de komst van Joachim Stiller’ afgevallen, niet kaas. De komst van J.S. is namelijk geschreven in het magisch realisme, een stijl van boek dat enkel populair was in de jaren ‘60. Kaas trok me ook wat meer aan, precies een stijl die wat meer rechttoe rechtaan was, niet afdwalen in een droomwereld is meer mijn ding. Ook is Kaas een vaste waarde in de Nederlandse litteratuur wereld. Een boek dat de vroegere Belg bijna zeker kreeg voorgeschoteld tijdens het middelbaar, zeker ten tijde van mijn ouders hun jonge jaren.
Mijn tweede boek ging wat moeizamer. Aangezien ik op voorhand mijn duo wilde beslissen en kaas nog niet gelezen had, kon ik moeilijk inschatten wat een goed tweede boek zou maken. Na overleg met de leerkracht, kwam ik op het boek: Haantjes door Kluun. Een boek dat buiten dat het ook over een handeltje gaat, over homo’s handelt. Dit is een nieuw onderwerp, aangezien in de jaren ‘30 homohuwelijk door de kerk werd geschrapt als optie. Maar homo’s maken het boek ook niet minder interessant, ik verwacht tenslotte geen droge economische verklaring van het mislukken van een bedrijf, maar een tof verhaal.
Vergelijking
A.Het gekozen luik is: ‘boodschap’. Dit kon in de vorige alinea’s al gezien worden, doordat de beide boeken handelen over over een mislukte handel.
De twee boeken delen meer dan enkel de mislukte handeltjes, maar dat is toch wel het prominentste thema in boeken. Het begin is in beide boeken rustig. Je hoort wel wat eigenaardigheden in Kaas, waar je zelf al wat je bedenkingen bij maakt. Maar we zitten dan nog maar in het begin van het boek, dus waarom al de vraag stellen naar het einde?
Maar toch was het aardig dat hij mij zonder enige conditie in de gelegenheid stelde mijn eenvoudige plunje van klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company uit te trekken en zo maar ineens koopman te worden.(p.29 Elsschot)
en
Ik zend u volgende week twintig ton volvette Edammers. (p.33 Elsschot)
In deze passage krijgt ons hoofdpersonage, Frans Laarmans een aanbod om koopman te worden, terwijl hij er geen aanleg voor heeft en ook totaal geen verleden heeft in de handel, hij lust zelfs geen kaas. Bij Haantjes daarentegen lijkt het alsof Stijn Van Diepe (hoofdrolspeler) en Frenk, weten wat ze aan het doen zijn. Ze (Frenk en Stijn) hebben tot dan toe enkel maar theoretische ideën opgesteld om het te maken in een bedrijf, maar hebben eigenlijk geen echte veldervaring. Dus als aandachtige lezer kunnen we er ook al de kans tot totale mislukking in terugvinden.
In kaas beginnen we de spanning voor het behouden van de prille zaak te voelen rond de helft van het boek. Zo vinden we:
Ik heb een hele week druk gezocht naar een tweedehandsbureau en een dito schrijfmachine. (p.66 Elsschot)
Als buitenstaander lijkt dit niet speciaal, maar Frans heeft 3 maanden om 10 000 bollen kaas te verkopen. Van deze 3 maanden gebruikt hij al 1 week om een tweedehands typmachine en bureau te kopen. Bij Haantjes hebben we een gelijkaardige aanloop. Frenk en Stijn schatten hun verkoopkracht te hoog in en bestellen voor bijna 100 000 gulden materiaal. Terwijl dat de vorige alinea, maar een zachte aanwijzing was naar het thema, neemt het verhaal bij beide boeken na de helft echt een loopje.
Kaas: maar daarop maakte hij een korte berekening en zei: dat zijn zeven en halve van je tienduizend bollen. als je iedere week zo’n zaak maakt, worden je laatste kazen over 30 jaar verkocht. (p. 71 Elsschot)
Ik vreesde dat hij van op een afstand vragen zou hoe de kaasverkoop marcheerde.
(p.73 Elsschot)
Haantjes: We waren er niet gerust op. ‘Maud, heeft GBA de factuur van die vlaggen al betaald?’ ‘Nee, ...’(p. 117 Kluun)
De organistatie van de Gay Games geeft jullie geen toestemming om spullen te verkopen tijdens de openingsceremonie.(p.118 Kluun)
En nu hebben we intussen achthonderd vlaggen voor de kat zijn kut weggegeven doneren we onze halve winst aan dat klote-Aidsfonds en als klap op de vuurpijl loopt de halve Reguliersdwarsstraat straks met een gratis T-shirt van ons rond, tot de toiletjuffrouw van de exit aan toe’.(p. 120 Kluun)
Onze target van 50 000 gulden was niet gehaald.(p. 131 Kluun)
Vanaf ietsje over de helft ( kaas bevat ongeveer 120 pagina’s en Haantjes 190) zien we duidelijk bij beide boeken dat succes niet meer mogelijk. Integendeel zelfs dat ze beiden afstevenen op een faillissement.
Kaas: De kaastoren is ingestort.(p.98 Elsschot) Mijn kaastestament is gemaakt.
(p.93 Elsschot)
Haantjes: En die lopen momenteel negentig procent achter op de planning.(p. 143 Kluun)
Om te redden wat er fucking te redden valt.(p. 172 Kluun)
De cijfers op zijn spreadsheet klopten van dag één van geen kanten maar die zeiden tenminste niets terug. (p.159 Kluun)
We eindigen ons boek met de bevestigende woorden dat het is afgelopen. Bij alle tekstvoorbeelden (buiten deze op het begin) herkennen we een negatieve sfeer. De sfeer wordt gecreërd door een teleurstelling die we voelen. We voelen de teleurstelling misschien niet direct bij de aparte tekstfragmenten, maar als je in het verhaal zit. Voel je de onmacht van de hoofdrolspelers, de onmacht dat ze niets kunnen veranderen aan hun (economische) situatie, die ze totaal anders en dus verkeerd hadden ingeschat.
B.Het thema wordt in beide boeken ondersteund, door motieven. Soms zijn de motieven direct, maar meestal geven ze het gevoel van ontevreden en tegenslag mee. Ontnuchterende ontevredenhied en tegenslag zijn indicatoren bij een onderneming dat het ten gronde gaat.
Kaas en Haantjes hebben beiden een realistisch persoon die koeltjes naar de zaken kijkt en steeds vermeld aan de hoofpersoon dat het in het honderd ziet lopen.
Kaas: ’ kwam er een ernstige trek op zijn gezicht. Dat is een ernstige zaak, kerel. Een verduveld ernstige zaak… In jou plaats zou ik eens terdege nadenken, kerel.’(p.46 Elsschot)
’Maak dan maar spoed met die organisatie,’ raadde hij aan. ‘Want als die twintig ton als proef bedoeld zijn, dan verwachten die mensen misschien dat je iedere week een ton of tien verkoopt.’ (p.65 Elsschot)
’… hoorde ik dat mijn broer binnenkwam….Ik vreesde dat hij van op een afstand vragen zou hoe de kaasverkoop marcheerde.’(p.74 Elsschot)
‘En mijn broer die zo plotseling en in ‘t oog lopend opgehouden heeft naar de gang van ‘t omzetten te informeren.’(p.94 Elsschot)
Haantjes: ‘Tja, het is jullie bedrijf, maar als ik jullie was zou ik je eerst eens op je vaste klanten concentreren, het begint net lekker te lopen.’(p.48 Kluun)
’En blijf je dan in totaal binnen die tien-, twintigduizend gulden waar je het eerst over had?’ (p.64 Kluun)
’Dat weet ik, lieverd, maar laten we eerlijk zijn: dat kleine beetje dat jullie gistermiddag hebben omgezet, ging natuurlijk nergens over.’ (p.134 Kluun)
Bij kaas hebben we de broer van Frans, Karel. Karel is een 60 jarige dokter, niet alleen een belezen persoon, maar ook al op een wijze leeftijd. Hij kan dus nuchter of zelfs achterdochtig kijken naar de ambitieuze plannen van zijn broer. De oudste broer van de twee is Karel en al vanaf voorheen bleek dat Karel een beschermende functie had tegenover Frans, vandaar dat hij geen schrik heeft om Frans op zijn plaats te moeten zetten. Bij ‘Haantjes’ is het waarschuwend personage, de vrouw van Stijn. Stijn zijn vrouw is een klevere zakendame, waar hijzelf het in de bussinesswereld voor moet afleggen. Zij waarschuwt hem nog voor de gevaren van onvoorzichtig in een onderneming te stappen. Maar aangezien zij zijn vrouw is en in de 21ste eeuw man en vrouw evenwaardig zijn in een relatie, weet zij dat ze hem tot niets kan verplichten. Ze moet hem dus subtiel laten merken dat het een slecht plan is, maar anders moet hij er zelf maar achter komen.
Bij beide boeken kunnen we spreken over een dynamisch motief. Ze zijn dynamisch, omdat naar het einde toe, de waarschuwers ook zichtbaar gelijk hebben en nadrukkelijker gaan zeggen dat
het niet aan het lukken is.
In Haantjes heb ik ook nog een statisch motief kunnen halen. De hoofdpersoon, Stijn, heeft een partner voor het runnen van zijn bedrijf, die heet Frenk. Frenk doet het nadenken en de handelsvoorspellingen maken, de brains dus. Als het niet volgens plan loopt en de anderen (Stijn en Charles) doen niet perfect mee, krijgt Frenk één van zijn woede-uitbarstingen.
‘Frenks linkerwang begon te trillen.’(p.119 Kluun)
‘Frenk kreeg een soort spasme in zijn wang.’(p.136 Kluun)
‘De opspelende zenuwtrekken in Frenks wang had ik dit keer niet opgemerkt.’(p.172 Kluun)
Dit motief is statisch, aangezien elke keer Frenk een woedeuitbarsting krijgt, dezelfde zenuwtrek heeft en dat er geen evolutie is doorheen het verhaal van de manier waarop zijn kaak vertrekt.
C.Op ‘Sprout’ heb ik een plan gevonden voor handeltjes waar een faillissement dreigt. De redenen waarom een bedrijf failliet kan gaan zijn de hierop volgend. Ik zet ze steeds samen met een tekstbewijs om aan te tonen of dit in het boek wel zo was, misschien met een argumentering waarvoor ik het tekstdocument heb gekozen.
1. wanbeheer, onvoldoende vakbekwaamheid;
Kaas:’eenvoudige plunje van klerk bij de General Marine and Shipbuilding Company uit te trekken en zo maar ineens koopman te worden.’(p.29 Elsschot)
Haantjes: ‘ we hebben de ballen verstand van vlaggen en petjes.’(p.37 Kluun)
2. onvoldoende kapitaal;1
Voor beide boeken is dit niet belangrijk. Want bij ‘Kaas’ is de investeerder in de kaashandel van België, de Hollander Hoornstra. Bij Haantjes hadden ze dan weer in het totaal 100 000 gulden geïnvesteerd in het project, maar ze hadden dat al op voorhand betaald en ze konden het ook zonder probleem betalen.
3. onrealistisch bedrijfsplan.1
Het bedrijfsplan is bij beide boeken onrealistisch: In ‘Kaas’ overschat de hoofdpersonage zich zwaar en hij kan maar 7 en een halve bol van de 10 000 op zijn proeftermijn verkopen. Bij Haantjes is het niet zozeer de hoofdpersonages die hun eigen talenten overschatten, ze weten wel veel over verkoop, maar het is eerder dat ze geen inzicht hebben in de hoeveelheid. De hoeveelheden die overblijven zijn uiteindelijke bij beide boeken, heel groot.
Kaas: ‘Even natellen: één is bij de douane en Veem gebleven, een tweede is verdeeld tussen Van Schoonenbeke en mij; zeven en een halve bol zijn naar Van Schoonbekes vrienden gegaan, één heb ik aan die bedelagent en één aan mijn zwager gegeven.’(p.92 Elsschot)
Haantjes:
-begin: ‘Ongeveer honderdvijftig dozen, dacht-ie. Kunnen er ook meer zijn.’(p. 80 Kluun)
- Einde: ’Tussen de honderd en honderdtwintig dozen, kan dat?’ (p.181Kluun)
D. De twee boeken slagen er beiden perfect in hun thema weer te geven. Het zou ook raar zijn dat ze dat niet doen, want het zijn korte boekjes ( Haantjes 190 pagina’s, Kaas 106 pagina’s). Korte boekjes neigen heel vaak te kort te zijn om uit te wijden naar nevenverhalen. Dit zien we zeer duidelijk bij Kaas, want alles dat vermeld wordt in het boek gaat over de kaashandel en die gaat naar de haaien, dus het thema ligt er de hele tijd dik op. Bij Haantjes daarentegen hebben we ongeveer een gelijkaardig verhaallijn over de handel, iets aangedikt, maar toch. Dat maakt dus dat Haantjes nog ongeveer 84 pagina’s, als we de twee boeken vergelijken, over heeft om te wijden aan nevenverhalen. Dit wordt ook gedaan: we komen wat te weten over de relatie tussen Stijn en zijn vrouw Carmen, Stijn gaat nog wat feesten, hij rijdt ook nog eens een scheve schaats met een homo. Al bij al is het nevenverhaal in Haantjes beperkt en krijgen we nog altijd de nadruk op de handel. Beide boeken schuiven dus duidelijk hun thema naar voren.
Het verwerken van de inhoud is door de twee auteurs anders uitgewerkt. Niet volledig anders, want daar lijken de boeken te hard voor opeen. Bij Kaas is het heel nuchter en efficiënt uitgewerkt, is dit nu enkel de schrijfstijl van Willem Elsschot of de tijdsgeest dat weten we niet. Voor een verhaal vergeleken met moderne verhalen bezit Kaas enorm weinig emotie, de emotie is enkel voelbaar omdat we onze eigen ‘emotionele’ conclusies trekken en omdat het verhaal in de ik-persoon is geschreven, wat maakt dat we dichter bij het personage staan. Bij Haantjes daarentegen is niet precies een taboe om over emoties te spreken, her en der staan er aanwijzingen over hoe het hoofdpersonage zich voelt. We kunnen de twijfel van Stijn bijna rieken als Charles met hem schuurt in de discotheek. Zo voelen we heel close met Stijn mee en moeten we meevoelen hoe het is om alles wat je in een half jaar hebt proberen op te bouwen in stof en as te zien vergaan. Hier zien we een parallel met Kaas, daar ‘voelen’ we ook dat het allemaal in het honderd gaat lopen en het onomkeerbaar zal worden. Beide boeken zijn dus ook een beetje depriverend, want de beide hoofdpersonages willen wel graag slagen in hun opzet, maar als ze er al hun talent achter zetten kunnen ze het niet. Ze zijn een beetje machteloos tegenover de realiteit, wat een enorm negatief gevoel met zich meegeeft. Wel bezitten beide boeken een beetje een happy-end. De twee mannen kunnen terug hun gewone gang gaan, waar ze goed zaten en hun leven met meer aandacht voor vrouw en kinderen hervatten. Zoals een sprankeltje hoop op het einde van een rouwtekst.
Hoewel het twee boekjes waren die over een financïeel onderwerp handelden, konden ze mij toch interesseren. Ze laten zien hoe zwaar het is voor mensen om hun zaak te verliezen, het is maar geld zeggen ze dan. Maar toch blijkt het zwaar te zijn om het zien weg te schuiven. Ook leuk waren de vele parallelen die getrokken konden worden over Haantjes en Kaas. De parallelen tussen de twee boeken kunnen samengevat worden in één citaat:
haantjes: ‘Ik liet de fles in een koeltas glijden, deed er twee glazen en een kurkentrekker bij en een stukje volvette Edammer.’ (p.182 Kluun)
Bibliografie:
KLUUN, Haantjes, 1e druk,Uitgeverij Podium, 2011.
ELSSCHOT, W., Kaas, 26e druk, Em. Querido’s uitgeverij, Amsterdam, 1933
ZIJERVELD,C., ‘5 tips om een faillisement te voorkomen’, Sprout, internet, 06-04-2012
(http://www.sprout.nl/1/53417/home/5-tips-om-een-faillissement-te-voorkomen.html)
Bijlage
5 tips om een faillissement te voorkomen
Rekeningen stapelen zich op. Je schulden zijn nauwelijks meer te betalen. Hoe kun je alsnog een faillissement vermijden?
Een dreigend faillissement is de nachtmerrie van iedere ondernemer. Je hebt jaren lang je ziel en zaligheid in de onderneming gelegd en nu is de tijd gekomen dat de onderneming haar financiële verplichtingen niet meer kan nakomen. Is het tij nog te keren? Een eerste stap moet zijn er achter te komen waarom de onderneming zich in zwaar bevindt. De trots van de ondernemer kan een gevaarlijke blinde vlek opleveren bij het in kaart brengen van de redenen van de slechte situatie van de onderneming.
Redenen van de slechte financiële situatie van de onderneming
Een interessant verschijnsel is dat ondernemers vaak andere redenen van een dreigend faillissement opvoeren dan de redenen die de buitenwereld aandragen.
De hoofdredenen van een dreigend faillissement volgens ondernemers zijn:
1. ongunstig ondernemers klimaat / economische crisis;
2. wanbetaling of faillissementen van klanten;
3. fraude.
De hoofdredenen van een dreigend faillissement volgens de buitenwereld (curatoren, adviseurs en rechters commissaris) zijn:
1. wanbeheer, onvoldoende vakbekwaamheid;
2. onvoldoende kapitaal;
3. onrealistisch bedrijfsplan.
Een mix van deze redenen zullen er waarschijnlijk voor zorgen dat de onderneming slecht draait. Wees reëel, het zal toch niet zo zijn dat al het onheil van buiten komt; er kunnen waarschijnlijk binnen de onderneming ook een aantal zaken worden verbeterd die er voor zorgen dat de onderneming gezonder door het leven gaat.
Om de slechte situatie van de onderneming bespreekbaar te maken kan het helpen om eens met doorgewinterde mede ondernemers te praten, die het vaak ook leuk vinden om een collega ondernemer belangeloos te helpen met adviezen). Daarbij zou ik de volgende tips geven om alsnog het faillissement te voorkomen.
1. Voer een overzichtelijke boekhouding
Een overzichtelijke administratie is van cruciaal belang om de onderneming te kunnen leiden en sturen. Een administratie op maandbasis met een dagelijkse geactualiseerde debiteurenstand zorgt voor een actueel beeld van de cashflow van de onderneming. Weet wie de slecht betalende klanten zijn en neem maatregelen zoals incasso, of in vervolg werken met aanbetalingen.
2. Kijk regelmatig kritisch naar het ondernemingsplan, maak eventueel een reorganisatieplan
Klopt het business model nog wel? Zijn er veranderde marktomstandigheden? Moet de organisatiestructuur niet worden bijgesteld? Antwoorden op deze vragen kunnen leiden tot het doen van investeringen, het gedeeltelijk staken van activiteiten, het aanpassen van de product-marktcombinatie, het veranderen van huisvesting, het uitbreiden / inkrimpen van het personeelsbestand.
3. Kijk kritisch naar de kosten
Er zijn altijd zaken waar u als onderneming langere tijd voor betaalt maar uiteindelijk niet meer mee wordt gedaan. Het gaat vaak om kleine dingen, zoals abonnementen, leasing van goederen die nu meer worden gebruikt, te uitgebreide verzekeringen, etc.
4. (informele) surseance (uitstel) van betaling
Probeer eerst zelf een betalingsregeling af te speken met de crediteuren van de onderneming en wees transparant over de gang van zaken en de verwachtingen. Een surseance kan er voor zorgen dat je als ondernemer orde op zaken kan stellen en een uitstel van betaling krijgt. Zorg er voor dat de crediteuren met je willen blijven werken, per slot van rekening moet de onderneming ten tijde van de surseance gewoon blijven doordraaien. De aanvraag van een formele surseance moet gebeuren door een advocaat, waarbij de rechtbank een bewindvoerder zal aanwijzen die helpt bij de onderhandelingen met de schuldeisers.
5. Doorstart
Een ander alternatief om een faillissement te voorkomen kan zijn het maken van een doorstart met het bedrijf. Hierbij worden de “gezonde” onderdelen van het bedrijf voortgezet en de ongezonde onderdelen worden gestaakt. Nadeel van een doorstart is dat er eerst kosten moeten worden gemaakt voordat de besparingen of opbrengsten zichtbaar worden.Het komt vaak voor dat ondernemers te lang de kop in het zand steken en te lang wachten met de start van een financieel reddingsplan. Een point of no return voor een faillissement kan worden voorkomen door tijdig de problemen te erkennen en starten met een herstelplan. Buiten de genoemde tips kan het ook nuttig zijn om het personeel van de onderneming te informeren over de situatie; niet zelden draagt juist personeel goed uitvoerbare en snelle oplossingen aan om een moeilijke periode te overleven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten